PARTRIDGE maatregelen scoren bij akkervogels in de winter

Datum

Thema

Biodiversiteit

Gebied

Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen
Contactpersoon

Korneel Verslyppe
0470 36 31 01
korneel.verslyppe
@boerennatuur.be

Gebieden met voldoende oppervlakte aan kwalitatieve akkervogelmaatregelen zoals bloemenblokken trekken duidelijk meer overwinterende vogels aan. Vooral vogelsoorten die ’s winters sterk afhankelijk zijn van zaden als voedsel profiteren hiervan het meest. Dat blijkt uit het monitoringsonderzoek van het Instituut voor Natuur – en Bosonderzoek (INBO) in de Vlaamse demonstratiegebieden Isabellapolder en Ramskapelle van het PARTRIDGE project.

© Jannie Timmer

Wintertellingen

Om aan te tonen dat overwinterende vogels gebruik maken van de (experimentele) akkervogelmaatregelen in de Vlaamse PARTRIDGE demonstratiegebieden, werden tijdens de winters van 2019-2020 tot 2022-2023 door het INBO punttellingen uitgevoerd. Hierbij werden elke maand, van november tot februari, alle vogels geteld die aanwezig waren in een afgebakende cirkel rond een aantal vooraf bepaalde telpunten in beide demonstratiegebieden en in twee gelijkaardige referentiegebieden zonder extra akkervogelmaatregelen (Oudemanspolder en Middelkerke).

In totaal werden de gegevens van 27 vogelsoorten geanalyseerd, opgedeeld twee grote groepen. Een eerste groep bestaande uit vogelsoorten (Groenling, Keep, Kneu, Patrijs, Putter, Rietgors, Ringmus, Veldleeuwerik, Vink) die grotendeels afhankelijk zijn van zaden als voedselbron in de winter en een tweede groep bestaande uit vogelsoorten (Ekster, Fazant, Graspieper, Holenduif, Huismus, Kauw, Kievit, Koolmees, Koperwiek, Kramsvogel, Merel, Pimpelmees, Roodborst, Spreeuw, Turkse tortel, Winterkoning, Zanglijster) die niet primair afhankelijk zijn van zaden als voedsel in de winter.

Voor beide groepen werd zowel de abundantie (aantal vogels) als de soortenrijkdom (aantal vogelsoorten) berekend in elke telcirkel voor elk bezoek aan de locatie.

Abundantie

Uit de telresultaten blijkt dat het aantal vogels uit de groep van de zaadeters duidelijk hoger ligt in de twee demonstratiegebieden in de telcirkels met en zonder akkervogelmaatregelen ten opzichte van de telcirkels in de referentiegebieden. Voor wat betreft de vogelsoorten die minder afhankelijk zijn van zaden in de winter is er geen verschil in aantal tussen de telcirkels in de demonstratie- en referentiegebieden. Voor beide soortengroepen lag het aantal vogels het hoogst in het begin van de winter en neemt dan af naar het einde van de winter.

Soortenrijkdom

Het effect op het aantal vogelsoorten die onze demonstratie- en referentiegebieden in de winter bezoeken is subtieler. Voor het demonstratiegebied Isabellapolder is het effect het grootst. Hier werden er gemiddeld per jaar respectievelijk 8 (telcirkels met maatregelen) en 7 (telcirkels zonder maatregelen) vogelsoorten uit de groep van de zaadeters aangetroffen terwijl er slechts 3 waargenomen werden in het referentiegebied. Voor het demonstratiegebied Ramskapelle was het verschil kleiner. Hier werden gemiddeld 7 (telcirkels met maatregelen) en 5 (telcirkels zonder maatregelen) vogelsoorten uit de groep van de zaadeters geteld terwijl er in het referentiegebied er gemiddeld 6 gevonden werden.

Een gelijkaardig patroon werd gevonden voor de andere soortengroep. Het gemiddeld soortenaantal voor het demonstratiegebied Isabellapolder lag duidelijk hoger dan het aantal soorten aangetroffen in het referentiegebied. Voor het demonstratiegebied Ramskapelle was er geen verschil met ongeveer 14-15 soorten per jaar in zowel het demogebied als het referentiegebied.

Conclusie

Uit de monitoringsresultaten blijkt duidelijk dat vogels die ’s winters sterk afhankelijk zijn van zaden het meest profiteren van de aangelegde akkervogelmaatregelen. Dit konden we ook zelf vaststellen tijdens onze terreinbezoeken in de winter, waarbij we regelmatig grote groepen vogels onze bloemenblokken zagen induiken om zich daar te voeden met zaden. Alvast een positief en hoopgevend resultaat, want deze groep van zaden etende vogelsoorten is er de laatste jaren het sterkst op achteruit gegaan en kan dus alle steun gebruiken. Ook andere vogelsoorten die niet op zoek zijn naar zaden, worden in grotere aantallen aangetroffen op of nabij de aangelegde akkervogelmaatregelen. Waarschijnlijk op zoek naar beschutting of andere voedselbronnen. Het resultaat van onze Vlaamse demogebieden ligt ook in de lijn met de telresultaten uit de andere 8 Europese PARTRIDGE demonstratiegebieden in Nederland, Engeland, Schotland en Duitsland.

Bloemenblokken of ook wel bloemenakkers genoemd, vormden de belangrijkste experimentele akkervogelmaatregel in de Vlaamse en Europese PARTRIDGE demonstratiegebieden. Het bloemenmengsel (PARTRIDGE mix), waarmee deze akkers werden ingezaaid, bevatte verschillende plantensoorten die zaden produceren die in de winter beschikbaar zijn als voedsel. Hoewel niet specifiek onderzocht in de winter hebben we kunnen aantonen dat deze PARTRIDGE mix in de zomer meer insecten en voedsel produceert.

Bovenstaande resultaten tonen voorzichtige positieve effecten van de aangelegde bloemenakkers en hun geschiktheid als beheermaatregel in de winter om de (akker)vogelpopulatie in een bepaald gebied te kunnen herstellen. Al dient hierbij ook vermeld dat de goede uitvoering, zowel aanleg als beheer (bijv. voldoende open vegetatie zodat akkervogels zich er doorheen kunnen voortbewegen), van dergelijke bloemenakkers ook een niet te onderschatten rol spelen in de effectiviteit ervan. Ook de combinatie met ander akkervogelmaatregelen, een goede spreiding en voldoende oppervlakte zijn belangrijke parameters. Landbouwers met percelen in de beheergebieden voor akkervogels kunnen sinds januari 2023 een beheerovereenkomst bloemenakker afsluiten bij de Vlaamse landmaatschappij.